Artikel in HIV Bulletin

Artikel over het onderzoek van Kai Jonas en mijzelf naar HIV stigma op de werkvloer. 

MooI! Klik hier om het te lezen

 

HIV stigma in the workplace

 

A couple of weeks ago, Dr. Kai Jonas and myself (Martijn Bruil) made a number of national newspapers with a small study we did on HIV stigma. It was related to the AIDS Impact conference held end of July in Amsterdam. During the conference all scientist doing research on the impact of HIV prevention, infection, AIDS, treatment, etc, join to share the status around the world. While in Western European countries, HIV and AIDS might seem a small problem that very little people suffer from, worldwide the epidemic is still growing, also in new regions like Eastern Europe and Asia. So research on HIV/ AIDS is still very relevant! 

In the Netherlands, it is estimated that around 25.000 people are HIV infected, of which around 19.000 know and are treated (and 6.000 people do not know, because they don’t get tested). The ones that have HIV but do not test for HIV, create the biggest risk for spreading the infection. Around 1.100 new HIV+ diagnoses are done yearly. So it’s very important to get tested regularly if you are part of a risk group! Around 50 people a year still die of AIDS in the Netherlands. That does not sound like a lot, but is still 50 too many.

We wanted to know how ‘big’ the issue of HIV stigma is in the Netherlands. Since people living with HIV are being treated now with medicine cocktails, their health and quality of life has improved tremendously. And a lot of people with HIV can live their life pretty normal and work as well! How normal is it however to be a person with HIV working in a company? What do you colleagues feel and know about that? We wanted to find out by asking our Amsterdam Pink Panel about their experiences with colleagues living with HIV. The results were interesting to say the least. A small summary is outlined below: I cut out all the statistical information not relevant for general readers but the poster we presented at the conference can be found on my website (click here).

Set up of research

Goal of our research was to uncover any stigmas held by a group believed to be closer to the AIDS and HIV population: lesbians and gay men. Based on the contact hypothesis (Allport, 1954), we set up a survey. Our sample was taken from the AmsterdamPinkPanel(.nl) and consisted of 101 women, 235 men and 11 trans or other self-identified members. Average age was 48, with a range between 20 and 88. 45 participants indicated to be HIV positive, 289 HIV negative and 12 were unsure of their status. For the analysis we only focused on working, < 65 year old and HIV negative participants.

Results

The majority of the participants know someone living with HIV: 16% knows one person and 52% more than one. 32% indicated not knowing a person living with HIV (1% did not answer the question). When we specified this to the work environment, the picture changed: only 25% knows a person living with HIV in their workplace, 28% think they know a person living with HIV, but are not sure and 47% don’t know a HIV+ colleague. Apparently openness about HIV+ status at work is far (more) limited, even though the number of people living with HIV is increasing. We also asked people how much people they thought were living with HIV in the Netherlands and how many people in the Netherlands still die from AIDS per year. 

When thinking about the topic of working with HIV, people knowing a HIV+ person, thought about this topic more than people not knowing a person living with HIV. If you know someone who is HIV+, you also talked more about the topic with others. Need for information about HIV was significantly higher for participants NOT knowing a person living with HIV compared to those who do, or assumed they do. Asking for attitudes about people living with HIV (“I have no problem at all working daily with a person who has HIV”), participants NOT knowing a colleague with HIV had a significantly stronger negative attitude towards HIV+ colleagues.

When asked if ‘it is normal that HIV+ people pay a higher health insurance premium’, people NOT knowing a PLWHIV agreed significantly more. Here we see the pattern of not knowing a colleague with HIV, creating a bigger need for information and stronger negative attitudes. On the other hand, the group that didn’t know a HIV+ colleague, judged HIV and AIDS as a more serious disease than people who did know a person living with HIV. 

Conclusions and implications

What does this all mean? What do we want from this? This is also what the journalist asked us. For one, it means that people living with HIV are an invisible minority in the workplace, even for gay and lesbian colleagues. For people who are HIV+ this might lead to feeling less secure and free in the workplace. Maybe not sure to tell other people or not or unsure about the reaction of the management and company. On the side of the colleagues it means knowing someone with HIV decreases the need for information and improves the attitude towards people living with HIV.

Organizations should consider whether they want to pay attention to the topic of HIV status in their inclusion policies, to create a work environment in which people living with HIV do not feel stigmatized and in which their colleagues can be supplied with information when required. More research is needed and that is exactly what we hope to do in the near future to determine – together with working HIV+ people and organisations – what needs to be done to limit the negative effects of stigma.

For now – having these articles in the newspaper already made more people aware of the issue and hopefully opened up some doors (or small windows?) to talk about this topic. 

click on the poster to enlarge

Onderzoek: Praten met je partner loont!

Niet praten over lastige onderwerpen binnen een relatie betekent minder vertrouwen, stress en frustratie: Seks en geld zijn voor koppels de meest gevoelige topics.

Meer dan 100 respondenten deden mee aan het onderzoek van Diederik Conrad naar het praten over lastige onderwerpen binnen een relatie. 64% was vrouwen en 36% man variërend in leeftijd tussen de 30 en 65. Het waren ervaren koppels: niemand was korter dan 1 jaar bij elkaar en 36% was zelf langer dan 20 jaar samen! Ruim 68% was nu getrouwd en bijna 70% was eerder met een andere partner voor langere tijd samen geweest. 58% had kinderen. Op de vraag of ze hun huidige partner wel eens ontrouw waren geweest, antwoordde 36% ‘ja’ en 59% ‘nee’ (5% wilde niet antwoorden). Wat hebben we van deze groep respondenten geleerd?

Verschil tussen de ‘wel’ en ‘niet’ praters

54% van de respondenten hebben het gevoel over de meeste onderwerpen te kunnen praten met hun partner, maar geven toch 1 of meerdere lastige onderwerpen aan. 40% van de mensen die meededen aan het onderzoek kiezen meerdere topics die ze moeilijk kunnen bespreken en 6% geeft aan overal over te kunnen praten en geen taboes te kennen. Op de vraag of het normaal is om geheimen te hebben voor elkaar, wordt neutraal gereageerd: men is het daar dus niet sterk mee eens, maar ook niet mee oneens. 

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt een soort tweedeling te bestaan tussen mensen die wel praten over de (meeste) lastige onderwerpen, en mensen die dat niet doen.

Bij de niet pratende koppels lijkt het probleem met name te liggen in de interactie (of het gebrek daaraan) die partners met elkaar hebben. Deze respondenten geven aan dat ze regelmatig proberen om lastige onderwerpen aan te snijden, maar dat het niet echt lukt om er echt over te praten. Hun partner wordt vaker boos als ze ergens over willen beginnen en daarom durven ze dit dus ook niet meer te doen. Wat bijzonder is, is dat deze respondenten dat hun partner niet lijken te verwijten: ze geven aan dat ze waarschijnlijk zelf meer belang hechten aan een dergelijk issue, dan hun partner dat doet. Het vertrouwen in hun partner is namelijk niet veel lager dan gemiddeld. Het vertrouwen in de relatie (en of die stand houdt) is echter wel significant lager en deze mensen geven ook aan dat ze zich geremd voelen in hun eigen ontwikkeling en in de ontwikkeling als stel. Ze geloven dan ook dat een gesprek over de lastige onderwerpen zeker zal opluchten. Hoe sterker mensen aangeven dat ze het normaal vinden om een geheim te hebben voor hun partner, hoe vaker ze ook hopen dat die partner over lastige onderwerpen begint te praten. Als we het lastig vinden om ergens over te praten, hopen we dus dat de ander er over begint en tot die tijd vinden we het wel prima om het voor onszelf te houden.

De koppels die wel praten over de (meeste) lastige onderwerpen, laten een heel ander patroon zien. Ze hebben significant meer vertrouwen dan de niet-praters in hun relatie en nemen bewust de tijd om dingen te bespreken. Er zijn maar enkele of zelfs geen onderwerpen waar ze niet over praten en ze vinden dan ook niet dat dit hun persoonlijk ontwikkeling, of die van hen als koppel, in de weg staat. Vaak zijn ze het zelf die over een lastig onderwerp begint en ze wachten niet lang om dit te doen: het kan maar beter uit de wereld zijn, want ze geven aan dat praten ook zeker oplucht. Als ze hun partner op een leugen zouden betrappen, kan dit een reden zijn om de relatie te beëindigen.

Welke onderwerpen zijn gevoelig?

Bij de 94% van de respondenten die topics aangeven die ze lastig vinden om over te praten, komen seks (met bijna 30%) en geld (met 20%) duidelijk op de eerste plaats, gevolgd door gesprekken over ex-partners en ‘dingen uit het verleden’ (beide rond 15%).

Verschillen vrouwen/ mannen – hetero’s en homo’s

De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn beperkt. Vrouwen geloven alleen sterker dan mannen dat praten over lastige onderwerpen zal opluchten. Daarentegen denken mannen significant vaker dan vrouwen dat het praten over een moeilijk onderwerp er toe zou kunnen leiden dat de partner hen verlaat.

Qua onderwerpen zijn mannen en vrouwen het eens over de meest lastige topics. Grappig is dat voor geen enkele man de taakverdeling in huis een issue vormt, maar dat voor 11% van de vrouwen dit wel een onderwerp is. Vrouwen hechten daarnaast iets meer waarde aan topics zoals aandacht voor elkaar en spiritualiteit. Mannen vinden ex-partners, gebeurtenissen uit het verleden, het wel of niet trouwen en het onderwerp van (on)trouw weer wat lastiger. 

Bij gays staan naast seks en geld ook (on)trouw hoger op de gevoelige onderwerpenlijst dan bij hetero koppels, alsook uitgavepatronen, het verleden van de partner en romantiek. Onderwerpen als taakverdeling, omgang met familie, werk gerelateerde issues en de opvoeding van de kinderen zijn echter geen probleem. Seksuele voorkeur heeft geen invloed op wel of niet praten met elkaar of vertrouwen in elkaar of de relatie.

Conclusie: Praten loont!

Conclusies uit dit (beperkte) onderzoek is dat praten in een relatie, hoe lastig soms ook, loont. Het duidelijk verschil in de patronen tussen wel en niet-praters geeft aan dat er een drempel ligt – maar dat het niet overwinnen van die drempel kan leiden tot het uit elkaar groeien van partners: meer geheimen, minder vertrouwen en een geremde ontwikkeling.

Zeker bij gevoelige onderwerpen, zoals seks en geld, kan praten daarover het wederzijdse vertrouwen in elkaar en in de relatie bekrachtigen en zowel op individueel niveau als op ‘koppel’ niveau, het gevoel van ontwikkeling versterken. De ‘praters’ nemen bewust de tijd en beginnen vaak zelf over een moeilijk onderwerp, en houden daarmee de dialoog in hun relatie op gang. Ze weten namelijk dat praten oplucht.

Respondenten die niet goed kunnen praten zijn bang om over een lastig onderwerp te beginnen omdat hun partner dan bijvoorbeeld boos wordt. Dat is van die partner dan misschien een handige tactiek om te voorkomen dat gevoelige onderwerpen op tafel komen. Maar voor diegene die wel wil praten, heeft het negatieve gevolgen. De drempel wordt steeds hoger en ze praten over steeds minder onderwerpen. De oorzaak hiervan zoeken ze bij zichzelf. Ze lijken het weg te redeneren door te denken dat dergelijke onderwerp dan ‘wel niet belangrijk’ zullen zijn. Het vertrouwen in de relatie neemt daardoor af en de eigen ontwikkeling wordt gefrustreerd er komen meer en meer geheimen en ze laten het aan de ander over om een onderwerp aan te snijden. Dat gebeurt dan vaak niet. Op zie manier ga je langs elkaar heen leven. Hoe moeilijk ook, voor deze mensen is het noodzakelijk de tijd nemen om echt te praten met hun partner, eventueel onder begeleiding van een coach. 

 

Meer over Martijn & onderzoek

Sinds 2013 doe ik onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam bij de Vakgroep Sociale Psychologie. Daar werk ik aan mijn eigen promotieonderzoek dat gaat over de stress die minderheden ervaren in werksituaties en hoe ze daar meer omgaan. Kan het ook leiden tot positieve uitkomsten? 

Verder ben ik lid van het Kurt Lewin Institute, de 'graduate school' van de UvA, Vrije Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht en de Leidse Universiteit, waar ik diverse cursussen en trainingen volg om een steeds betere wetenschapper te worden! 

Zelf doe ik ook regelmatig onderzoek over onderwerpen die ik in mijn communicatiewerk of coachingspraktijk tegen kom en waar ik nieuwsgierig naar ben.